2004

Ipirus en de Meteora

Eigenaardig maar we zien elk jaar weer uit naar onze vakantie. Waarom? Wel ja, enerzijds omdat we moe gewerkt zijn en terug vitaminen moeten opdoen voor een nieuw werkjaar te overbruggen en anderzijds omdat we het mooie Griekenland niet kunnen missen.

Op 18 mei was het zo ver; dinsdagavond vertokken we. De eerste etappe tot Selestat (500 km gewonnen), tweede etappe tot Padova om de dag daarna, donderdag 20 mei, te vertrekken vanuit Venetië met Minoan Lines om 14:00 uur. Dat maakte dat we donderdagmorgen op tijd aan de haven waren om in te checken en daarna nog de tijd hadden om Venetïe een klein bezoek te brengen, wat zeker de moeite waard was. Alles gebeurd daar over het water, de brouwer, de verbouwers, taxi’s, enz… en natuurlijk de gondeliers niet te vergeten, wel mooi maar Raymond vond het toch maar niets, net doodskisten op het water zei hij.

Op tijd ingescheept, we ruikten Griekenland al van op afstand. De volgende dag om 12.30 uur aankomst in Igouminitsa, met stralend weer. Een eerste stop in Vrosina om een hapje te eten (hier startte dan ook het vervolg van onze cursus “Mondje Grieks”) en daarna richting Polidoro waar we door Spiro, zijn vrouw en zoon verwelkomd werden. Hier verbleven wij 10 dagen. Het plezierige was, aangezien we praktisch alleen waren als gasten in het hotel, dat we ‘s avonds met de keuken mochten mee eten. Dat maakt dat we steeds typisch Griekse maaltijden kregen die zeker niet te versmaden waren. Ken je ‘Μούσόυλο”’? Neen? Wel dat is een mispel, je weet wel die bij ons rot wordt gegeten. Daar als vrucht gegeten en te vergelijken met een abrikoos, iets groter, met een gladde pel, gemakkelijk te pellen, een beetje zurig en sappig.

Daar het de tweede maal was dat we deze streek aandeden, was ons doel dit jaar de resterende oude bruggen op te zoeken in de omgeving. Met onze nodige documentatie van het Internet, de kaart erbij en de goede raad van Spiro, wij weg. By the way, deze tijd van het jaar was prachtig, veel fris groen, overal bloemen, veel insecten (ζουζούνια),pas op, niet te veel zonnecrème gebruiken, ze aanzien je als een grote bloem!  Maar één enkel nadeel: geen rekening gehouden met Raymond zijn hooikoorts; niezen hoorde bij de dagdagelijkse taak.

Een eerste stopplaats aan een vrij recente brug, in Linthos, waar we opmerkzaam werden gemaakt door een oude man dat er een klein weggetje naar beneden liep, aan de overkant van de brug. Inderdaad, verscholen tussen het groen een klein paadje steil naar beneden,  een prachtig zicht op een snel stromende rivier waarbij op een bord te lezen stond “ΝΕΡΟ,,, Η συμφωνία της φύσης για τον άνθρωπο“. (WATER… Een symfonie van de natuur voor de mens)

De volgende uitstap naar de Zagoriastreek, langs Lithino waar je een zeer mooie waterval vindt. Verder langs Marakalamos, bekend om zijn ooievaars (λελέκι). Tsepelovon, gestopt aan een mooie bruggetje en even met de voeten in het frisse water en een eerste kruidenpluk; thijm. Aangekomen in Kipi waar je een mooie drie-bogen brug vindt. Onze rit ging verder naar Vikos. Adembenemend, maar niet afgedaald, dit laten we over aan ervaren wandelaars.

Een uitstap naar Parga. Op een 10-tal kilometer van Parga vonden we de juiste wegwijzer niet meer en vroegen vriendelijk de weg aan een oude man. “Εγώ πιένω στιν Παργα”, zei hij, en hij maakte meteen aanstalte om in te stappen. Och, waarom niet. Hij wees ons de juiste richting aan en was blij dat hij met ons kon meerijden. In Parga een bezoekje aan het kasteel en de winkelstraatjes. Begon het toch te regenen zeker. Maar niet getreurd we haalden onze paraplu van Chirapsia boven. Daar het toch middag was namen we onze toevlucht onder de luifel van restaurant “To Kima” en aten een lekkere spaghetti ‘Tis yiayias’, met goed veel look. Mmm, mmm, …. lekker.

De dag daarop was het rustdag, kochten een bougatsa en een fles drinken en gingen op zoek naar een rustig plekje aan de rivier tussen Vrosina en Revenna. We installeerden ons met onze stoeltjes en een goed boek en genoten van het mooie weer.

De volgende dag stond Dodoni op ons programma. Vorig jaar niet gevonden, dit jaar wel! Het bestond uit een uniek amfitheater, waar we nog niet opkonden daar de grote schoonmaak nog niet gedaan was en er een groepje archeologen aan het werk was, en enkele opgravingen waarvan de meeste nog onder een winterdeken zaten. Volgens ons niet zo interessant. Even verderop vonden we een wegwijzer naar een volksmuseum in een nabij gelegen dorpje Meliggon. Daar op het kerkplein aangekomen, werden we van ver al verwelkomd door een vrouw met “bonjour!!”. Ze kwam ons meteen tegemoet met de sleutel van het museum en vroeg direct vanwaar we waren en waar we verbleven, “Polidoro”, nooit van gehoord. Enfin, het museum was een kleine woning met allerlei oude gebruiksvoorwerpen die vroeger in dit dorp gebruikt werden, geschonken door de Heer  Théoharis Sakkas (  http://www.epirus.com/meligi/ ), een nu in België wonende Griek met een restaurant in Quaregnon. Na ons bezoek vroeg ze of we misschien iets kwamen drinken in haar cafeetje. Wel ja, een goede frisse frappé zou wel deugd doen. Terwijl we daar zaten, ging de telefoon, de Heer Sakkas belde toch wel ‘toevallig’ zeker en er waren Belgen op haar terras! Ze kwam Raymond roepen om aan de telefoon te komen. Een hele uitleg en beloofd eens langs te komen bij hem als we in de buurt zouden zijn. Toch een mooie dag.

Een bezoek aan Ioannina mocht dit jaar ook niet ontbreken met een boottochtje naar Nisi waar we dit jaar de toer van het eiland hebben gedaan. Een zeer mooie en rustige wandeling langs de buitenkant van het eiland, helemaal rond. Zeer eigenaardig, maar niemand doet dit! De meeste stappen van de boot brengen, een bezoek aan de vele winkeltjes, gaan iets eten of drinken en nemen de boot terug naar Ioannina. We brachten in Ioannina tevens een bezoek aan het volksmuseum, een zeer mooi verzorgd museum met een mooie collectie folklorische klederdrachten.

Een ritje naar Saloniki, waarom niet, ‘een gele baan?’, een weggetje vol keien en putten, aan een snelheid van 10 tot 20 km, 6 km lang, maar het loonde de moeite daar hier zeer veel kruiden langs de weg stonden nl: riganni, salie, thijm; onze dag was goed.

Zondag 30 mei

reden we door naar Kastraki om de kloosters op de Meteoren een bezoek te brengen. Een rit tot Metsovo, daarna langs de Katarapas. Een zeer mooie omgeving. De Katarapas wordt door velen overroepen als een moeilijke rit. Maar in tegendeel, het is zeker niet zwaarder dan de weg tussen Miliá en Grávenna.

Even terzijde het volgende. Wat ons was opgevallen tijdens onze rit langs de Katara was: de natuur van deze pas bestaat voornamelijk uit dennenbomen. Wat merkten we op: in deze bomen zijn er duizenden nesten gevormd door een vliegend of kruipend wezen. Ook maar in één soort dennenboom. U vindt hierna tevens een foto van zo’n nest. We willen daarom een oproep doen. Wie weet wat er in deze nesten leeft? Het zal er zeker in leven (verschuilen) in een ander seizoen, ieder jaar opnieuw. Er was voor het ogenblik geen beweging te zien in of omtrent de nesten. Onze nieuwsgierigheid won en we stopten langs de weg om deze nesten eens goed te bekijken. Ons eerste gedacht ging uit naar een vogeltje. Maar hoe dichter we kwamen, zagen we dat het nest bestond uit een harde onderkant (het leken dennennaalden die in elkaar geweven waren) en halverwege ging dit over in een fijn geweven wit rag (te vergelijken met een rag waarmee een spin haar prooien omwikkelt). Er was ook een kleine opening van ongeveer 2cm doormeter. Maar de nesten waren wat groot voor spinnen of het moeten er reusachtig van formaat  zijn. De nesten zijn ongeveer een 15cm hoog en hebben een doormeter van ongeveer 10cm. Dus de mensen die meer weten over deze nesten doen ons een groot plezier om het ons te laten weten.

Dus aangekomen in Kastráki waar ook ooievaars rondvliegen, logeerden we in een hotelletje “ΜΠΑΤΑΛΟΓΙΑΝΝΙΣ”. We hadden daar afgesproken met Gerda en Mil, leden van onze vereniging, die daar eveneens verbleven. Daar aangekomen stelden we ons aan de baas voor als de vrienden van Gerda en Papa Rom, “ah ja” ze hadden het verteld dat we kwamen. Stelios (de baas), riep dadelijk Gerda en Papa Rom, die op hun kamer een siësta hielden. Het was een plezierig weerzien en zij maakten ons een beetje wegwijs in de omgeving. We besloten de kloosters even af te rijden met de wagen om een idee te krijgen van de omvang van de rotsen (hoe blijven ze rechtstaan!) met hun prachtige kloosters.

‘s Avonds gezellig samen eten en bijkletsten. De dag daarop vertrokken we op onze pelgrimstocht met prachtig weer. We waren goed gedocumenteerd en voorbereid, een lange broek voor Raymond, een rok tot onder de knie voor mij, vest met lange mouwen (alhoewel een t-shirt met korte mouwen geen probleem vormde). 

Zes kloosters zijn er toegankelijk voor het grote publiek. Het ene wat hoger als het andere en zeker een bezoek waard. De mooie muurschilderingen, de gebruiksvoorwerpen en de vergezichten, de rotsen op zich zijn indrukwekkend. We laten Kastráki achter ons en beklimmen de rotsklompen naar de Metéorakloosters.We hadden er twee dagen voor uit getrokken om ze  te bezoeken. Hierna vindt u een kleine beschrijving van de kloosters:

Dag 1:

Klooster “Agios Nikólaos Anapavsás:

De gebouwen zijn op de kleine top van een reusachtige rots geplaatst, en op verbazingwekkende wijze is hun bouwstijl aangepast aan de vorm van de rotsen.

Een kort stijgend pad en een paar treden in de rots leiden naar de ingang van het klooster. Wegens plaatsgebrek zijn de kerken en de bijgebouwen in verscheidene verdiepingen boven elkaar gebouwd, zodat het geheel het karakter van een labyrint heeft. Op de benedenverdieping een kleine kapel van de heilige Antonios, op de eerste verdieping de kerk van de heilige Nikolaos en op de tweede verdieping het oude refectorium, de eetzaal van de monniken, die nu als ontvangstruimte wordt benut, de kleine kerk Johannes de Doper en het knekelhuis, waarin vele schedels van monniken worden bewaard.

De bijnaam “Anapavsás” is misschien de achternaam van de stichter van het klooster Nikátor geweest. Aannemelijker is echter de verklaring, dat het betrekking heeft op de ligging van het klooster, omdat men hier geestelijke en lichamelijke rust en ontspanning (“anapavsás”) kan vinden, ofschoon dit rotsengebied. Overal kan men rust vinden, die wij allemaal nodig hebben, hetzij als monnik, of als pelgrim of eenvoudig als bezoeker.

Klooster Rousanou:

Van de geschiedenis van dit klooster is niet veel bekend. Uit de aanknopingspunten blijkt echter dat het klooster zeer oud moet zijn. Men neemt aan dat de eerste bewoner van de rots Rousános heette en uit het dorp Rosána kwam. Ander historische bronnen vermelden, dat het klooster in 1288 door de monniken Nikodemos en Benediktos werd gesticht. Zeker is echter, dat de broeders uit Epiros en de monniken Ioasaph en Maximos met toestemming van de toenmalige metropoliet van Megálo Metéora de kloosterkerk in Byzantijnse stijl stichtten en wel op de plaats van de vervallen kerk van Christus Verheerlijking. Bovendien hebben zij het klooster gerestaureerd. In de laatste twee eeuwen ging het echter tot 1940 steeds bergafwaarts en werd het, evenals de overige Metéora-kloosters, vaak door andersdenkenden of op roof beluste indringers geplunderd. Sedert 1950 streefde een vrouw, genaamd Evsevia, uit het naburige dorp Kastráki, ernaar het drie verdiepingen hoge oude kloostergebouw in stand te houden. Zij heeft dit werk twintig jaar lang met zeer veel moeite voortgezet. De middelste verdieping bevat de kerk van de Metamórfosi, de Verheerlijking van Christus, en gerestaureerde cellen, terwijl zich op de bovenste verdieping ruime ontvangkamers bevinden.

Klooster Metamorfosi – Megálo Metéoro

Ongeveer 60.000 m2 meet het plateau op de steile rots, waarop het klooster Metamórfosi tou Sotiros, de “Verheerlijking Gods” is gebouwd; het wordt ook wel Groot Metéoro genoemd. Het rotsplateau ligt 613m boven de zeespiegel en is 400m van Kalampáka verwijderd. De rots heette oorspronkelijk Platýlitos, de “brede steen”, maar zijn eerste bewoner Athanasios – de latere heilige Athanasios Meteorites – heeft de rots Metéoro, de “zwevende” genoemd, omdat hij hoger is dan de overige rotsen rondom. Om in het klooster te komen moest men vroeger via touwladders omhoogklimmen, of de bezoekers werden, net als de proviand, in een net met een lier naar boven getrokken. Dit duurde een half uur; een half uur vol angst en beven.. Het koude zweet brak bij menigeen uit, wanneer het net boven de afgrond ronddraaide, zodat men los van de grond kwam en het touw door de wind knarste, alsof het ieder moment kon breken en in de afgrond zou vallen. De toren met de lier staat er nog. In 1923 werd echter een kleine tunnel aangelegd en een trap met 146 treden uit de rotsen gehouwen, zodat de bestijging sedertdien minder avontuurlijk is en de bezoeker gemakkelijk en veilig en wel boven kwam bij het klooster. Met het net worden thans nog slechts levensmiddelen en andere benodigdheden voor het klooster naar boven getakeld. In de grot bij de kloosteringang is nog de kluizenaarswoning van de heilige Athanasios bewaard gebleven. 

Klooster Varlaàm :

Omstreeks het midden van de 14de eeuw bouwde de kluizenaar Varlaám op deze rots enkele monnikencellen en een kleine kerk, die hij wijdde aan de drie kerkvaders. Hier woonde hij als monnik kluizenaar tot zijn dood. Na zijn dood bleven deze gebouwen lange tijd verlaten. Pas in het begin van deze eeuw beklommen twee broers, de monnik Nektarios en Theophanes, de rots. Zij stamden uit Joannina en behoorden tot de voorname familie Apsaras; zeven jaar lang hadden zij als zuilenheiligen in het klooster Megálo Metéoro geleefd en wilden nu de vervallen kerk van de drie kerkvaders, Tris Ierárches, weer opbouwen. In de loop van de tijd groeide het aantal monniken tot dertig, en de beide broers bouwden een tweede kerk, met een grotere binnenruimte en twee koepels. In de kerk der drie kerkvaders, Trión Ierarchón, die als eerste op de rots werd gebouwd, is in de altaarapsis een steen ingemetseld met de datum van de restauratie van de kerk in 1627. De kerkruimte, die uit één schip bestaat, is met een houten dakstoel overdekt en met rijke, prachtige fresco’s versierd. Dit indrukwekkende klooster was eens van bijzonder grote betekenis, vooral wat betreft de organisatie van het kloosterleven, dat door de beide stichters Theophanes en Nektarios in de loop ter tijden tot een voorbeeld voor het sonobitische systeem is geworden.

Dag 2

Klooster Agia Triáda

De mooiste en meest karakteristieke aanblik van de Meteoren biedt zonder twijfel de rots met het klooster Agia Triáda, de Heilige Drie-Eenheid: op de voorgrond de grootste rots met de kloostergebouwen op de top, ver beneden het lichte Pinio-dal en daarachter de hoge beboste bergen van het Pindosgebergte, die naar de diepblauwe hemel oprijzen. Op de top heeft men een uniek uitzicht. Van de rand van het plateau af kan men over de wijde Thessalische vlakte kijken. De hele keten van het Agrafa gebergte tot aan de daar tegenover liggende top van de Kóziakas breidt zich voor onze ogen uit en wanneer wij in de diepte kijken, op de 400m onder ons liggende huizen van Kalampáka, dan hebben wij de indruk dat wij zweven. Over de stichting van het klooster bestaan geen juiste overleveringen. Volgens historische bronnen moet het in het tijdvak tussen 1458 en 1476 zijn opgericht. 5000 tot 6000 m2 meet de oppervlakte van het rotsplateau, waarop de twee kloosterkerken, de eetzaal, de toren met de lier, de cellen, de regenbakken en de nevengebouwen liggen. Ook in dit klooster kon met vroeger alleen maar komen wanneer men langs de ladders omhoog klom of zich in een net met de lier omhoog liet trekken. In 1925 werden echter 140 traptreden in de rotsen uitgehakt, die naar een smal pad aan de voet van de rotsklomp leiden. Na de ingang in de kloostertuin komt men in het klooster aan.

Klooster Agios Stéfanos (het nonnenklooster)

Het klooster van de heilige Stéfanos, dat zich op een geweldige rots boven Kalampáka bevindt, is de rijkste der Meteoren en is heel makkelijk toegankelijk. In de stenen boog boven de oude ijzeren deur, die toegang geeft tot de kloostergebouwen, is tot 1927 een ingemetselde  inscriptie bewaard gebleven met het jaartal 6770 sedert de schepping van de aarde, dat is 1192 n. Chr. en de naam Ieremias: “SY IEREMIAS”. Dit betekent, dat in die tijd een kluizenaar met deze naam hier gewoond moet hebben; later hebben toen de eerste bewoners van de rots onder Ieremias een gebedsruimte, enige cellen, een regenbak en de kleine kerk van de heilige Stéfanos gebouwd. Het klooster werd omstreeks 1400 gesticht. Omstreeks 1880 woonden 31 monniken in het klooster, maar in 1960 was het bijna verlaten, tot het in 1961 in een vrouwenklooster werd veranderd; heden ten dage verkeert het in goede staat. Het klooster speelt vandaag een beduidende religieuze, culturele en sociale rol, omdat de ontwikkelde nonnen – onder hen zijn academici en medici – zich als opgave hebben gesteld de Byzantijnse muziek en het schilderen van heiligen beoefenen en te onderwijzen en religieuze teksten te schrijven.

Tot zover deze kleine beschrijving van deze mooie kloosters.

Woensdag 2 juni

trokken we verder. Onze derde etappe bestond uit een kort bezoek aan Chalkidiki, Nea Olyntos. Reden van deze tussenstop was dat we normaal gezien yiayia Athina zouden gaan oppikken. Zij zou met ons terug meerijden naar Polidoro, naar haar huis waar ze de zomer zou doorbrengen. Maar er kwam een kink in de kabel. Yiayia Athina werd ziek en werd opgenomen in het hospitaal. Spijtig, maar we werden daar goed ontvangen bij haar dochter Eftherpi en haar echtgenoot Yianni en diezelfde avond gingen we nog yiayia Xantoula afhalen op het vliegveld in Thessaloniki, die eveneens overkwam vanuit België voor haar moeder. We zijn vier dagen in Nea Olyntos verbleven waar we dan toch een paar uitstappen hebben gedaan met een paar mooie strandwandelingen. We kwamen er zelfs nog bekend volk tegen. De wereld is toch klein.

Zondag 6 juni

reden we terug naar Polidoro, de auto goed geladen met de nodige olijfolie, olijven, enz.., naar ons vertrouwd hotelletje waar we even vriendelijk werden ontvangen en dadelijk onze kamer ter beschikking kregen, die netjes opgefrist was. Nog een kleine anekdote: het was de gewoonte bij de mannen van Polidoro om ’s morgens in ons hotel hun eerste drankje te nuttigen (een tsiporo, een wijntje, soms een koffie). Op zekere morgen komt ook de pastoor van het dorp het hotel binnen en er werd gevraagd wat hij ging drinken “νερό? (een watertje?)” “ναι ναι” (ja, ja)  zie hij, “Αλά από το άσπρο νερό!  (maar van dat wit water!)”. Hij bedoelde natuurlijk een goede tsiporo.

Onze laatste 3 dagen bestonden uit enkele wandelingen door de mooie natuur.Nog eens een bezoek aan Ioanina waar er toch nog typische kleine straatjes te vinden waren, het volstond even de grote winkelstraat te verlaten en de oude stad in te trekken. We vonden er oude ambachten en zelfs nog een echte boerenmarkt, verscholen in een smalle steeg. Deze bestond uit oudere mensen die hun dagverse groenten en fruit kwamen aanbieden.  Γιασας Πεδιά! Ze keken wel verbaasd op toen die twee Belgen daar kwamen opdagen. Hoe hebben die dat gevonden?

Ook een wandeling door het dorp Paramethia was wel gezellig. Vele typische winkeltjes, drank en eetgelegenheden. Onze laatste dag, woensdag 9 juni, hebben we de gelegenheid gekregen om met Spiro (onze hotelbaas) mee te gaan naar het schoolfeest van Dimitri, zijn jongste zoon en de drie meisjes van de geitenboer Kostas. Tijdens dit schoolfeest kwamen eerst de kleuters aan de beurt, gekleed in tutuutjes dansten ze op de muziek van het Zwanenmeer. Dan was het de beurt aan de ouderen, zij kwamen één voor één hun ouders het beste wensen voor de zomervakantie. De volgende generatie voerde een humoristische sketch op en met ons beste Grieks begrepen we toch over wat het ging (goed hé). Tenslotte stelden de kinderen (8 à 13 jaar)  ons typische dansen voor in mooie klederdrachten met live muziek. Raymond nam de nodige foto’s van de kinderen en op het einde van het feest werden we aangesproken door één van de juffrouwen die vroeg of Raymond de fotograaf van dienst was. Oxi (neen), antwoorden we en zoals gewoonlijk, als ze één woord Grieks horen, doen ze natuurlijk een hele uitleg waardoor ik ze moest onderbreken door te zeggen dat ik het allemaal niet begreep, ik sprak maar een beetje Grieks. Het was haar wel opgevallen dat we als enige vreemden tussen het volk zaten en vroeg door wie we waren uitgenodigd en of we het optreden goed gevonden hadden. Zij had namelijk de kleuters hun dansje aangeleerd, had er twee maanden mee bezig geweest, het was zeer moeilijk om ze geconcentreerd te houden. We keurden het gebeuren goed. Alles werd afgesloten met een Grieks zoet gebakje en een glaasje water of limonade.

Dit alles werd georganiseerd in Zalogos. Een betere klasse van dorp met enkele mooie woningen. Ook een heel andere plantengroei, veel eikenbomen. Goed om volgend jaar eens van naderbij te bekijken. ‘s Avonds aan tafel (ons laatste avondmaal) werden de mooie glazen bovengehaald. Wat aten we? Kotopita met tzaziki en nog een lekker gebakje als dessert. Wat moesten we betalen? Niets, werd aangeboden door het huis.  Είμαστε κακοσυνηθισμένοι (we waren verwend)!

Donderdag 10 juni

Spiro en zijn vrouw stonden speciaal vroeg op (6u) om ons nog een goed ontbijt te kunnen serveren. De nodige tsiporo ingeladen, nog een fles ouzo van Kostas de Vlacha en het was tijd om te vertrekken. Na ingescheept te zijn, hebben we nog een mooie dag doorgebracht op het zonnedek van de ferry met als gevolg dat ik natuurlijk goed verbrand was daar de zonnecrème in de wagen was blijven liggen. Enfin, vrijdag 11 juni rond 8 uur in Venetië aangekomen en probleemloos naar Frankrijk gereden, Selestat, waar we nog eens goed zijn gaan eten in Dieffenbach au Val restaurant Le Huhnerstall, dat we vorig jaar tijdens een weekendje hebben leren kennen, een lekkere kipfondue. En zaterdag weer thuis. De was, de plas, je weet wel. Het is mooi geweest en we beginnen reeds de vakantie te plannen voor volgende zomer!!

To spitaki mas

Hier GPS

To spitaki mas